De recente ophef omtrent de Omnibuswet doet vermoeden dat het duurzaamheidsbeleid van de Europese Unie (EU) op losse schroeven staat. Niets is minder waar. De bestaande Ecodesign for Sustainable Products Regulation (ESPR) markeert een belangrijke stap naar een volledig circulaire economie en meer duurzame productie, en vraagt forse inspanning van bedrijven. Dat schrijft Henk Hofstede van ABN AMRO.
Het is deze week de week van de circulaire economie met aandacht voor hoe de EU in de toekomst volledig circulair kan worden. De ESPR is als nieuwe regelgeving onderdeel van het bredere pakket aan maatregelen dat voortvloeit uit het Circular Economy Action Plan uit 2020. Het maakt daarmee deel uit van de Europese Green Deal en valt daarmee niet onder de Omnibuswet die vooral gericht is op het harmoniseren (lees: afzwakken) van de Europese richtlijnen CSRD en CSDDD, en de EU-taxonomie. Sinds juli 2024 is de ESPR van kracht, waarmee het de eerdere Ecodesign Richtlijn uit 2009 vervangt. De wet wordt de komende jaren voor diverse productgroepen gefaseerd ingevoerd.
Henk Hofstede van ABN AMRO.
Doelen van de ESPR
De ESPR richt zich op producten die een significante impact op het milieu kunnen hebben en is ontworpen om het standaard hergebruik van materialen die in de EU worden gebruikt te vergroten. Het initiatief heeft als doel de duurzaamheid en energie-efficiëntie te verbeteren van producten die op de EU-markt worden gebracht. Nog steeds wil de EU in 2050 een volledig circulaire economie zijn en in 2030 moet dit al voor de helft zijn gerealiseerd. In 2023 lag dit percentage voor de EU rond de 12 procent en deze wet moet gaan helpen dit te verhogen.
Onder de ESPR moet elk product voldoen aan verschillende normen zodat het minder energie verbruikt, een langere gebruiksduur krijgt, eenvoudig te repareren en te recyclen is en een lagere CO2-uitstoot en milieuvoetafdruk heeft gedurende de gehele levenscyclus van het product. De regelgeving introduceert ook belangrijke veranderingen, zoals regels voor het zogenaamde Digitale Productpaspoort (DPP), de vernietiging van onverkochte producten en de openbare aanbestedingen van duurzame producten.
Digitale Productpaspoort en richtlijnen
Een van de opvallende ontwikkelingen binnen de ESPR is de verplichte invoering van het Digitale Productpaspoort. Dit paspoort moet de consument informatie geven over het product en transparantie bieden over waar meer informatie kan worden gevonden ten aanzien van de fabricage. Het doel van het paspoort is om de traceerbaarheid, naleving en transparantie van producten te verbeteren.
Daarnaast verbiedt de ESPR de vernietiging van bepaalde onverkochte consumentenproducten, zoals kleding en accessoires. Bedrijven moeten informatie openbaar maken over de hoeveelheid onverkochte producten, en hoe deze producten worden hergebruikt, gerecycled of anderszins worden verwerkt. Dit dwingt aanbieders om goed na te denken over welke en hoeveel producten ze op de markt brengen.
De ESPR legt ook richtlijnen vast voor openbare aanbestedingen, waarbij overheidsinstanties moeten voldoen aan minimale milieueisen bij het verwerven van goederen en diensten. Hiermee worden duurzame aanbieders bevoordeeld en maken ze meer kans tegenover goedkopere, vaak niet duurzame aanbieders.
Brede toepassing en inzicht in de keten
De ESPR is breed toepasbaar, maar de Europese Commissie is bezig met het opstellen van een werkplan waarbij prioriteit wordt gegeven aan producten met een significante milieu-impact die als eerste gereguleerd worden. Hier vallen waarschijnlijk elektronica, batterijen, textiel, meubilair, speelgoed en schoonmaakmiddelen onder, maar ook halffabricaten als staalproducten, kunststoffen en cement. De eerste productvereisten, zoals verplichte reparatieopties, het minder gebruiken van schadelijke materialen, verplichte gebruik van gerecyclede materialen en de introductie van het Digitale Productpaspoort, worden vanaf 2027 verwacht.
In Europa is veel te doen over de Omnibuswet. Dit voorstel, dat nog niet is aangenomen door het Europese Parlement, heeft als doel het terugbrengen van de administratieve lasten van bedrijven. Critici stellen dat dit de facto een afzwakking is van onder meer de CSRD en CSDDD. Een van de onderdelen is namelijk dat minder bedrijven over minder zaken hoeven te rapporteren.
Zoals gezegd blijft de ESPR wel overeind, net als de Dwangarbeidverordening. Die laatste wet is ook in 2024 aangenomen en van toepassing in 2027, en verbiedt in de EU de verkoop van producten die zijn vervaardigd met behulp van dwangarbeid. In het geval van beide wetten worden bedrijven gedwongen om naar risico's in hun handelsketen te kijken, deze keten goed te kennen en dus samen te werken met hun ketenpartners.
De ESPR biedt bedrijven de mogelijkheid om zich te onderscheiden in een markt die steeds meer gericht is op de bescherming van consumenten, op hergebruik van grondstoffen en op duurzaamheid. Door te investeren in de traceerbaarheid en transparantie van hun ketens, kunnen bedrijven hun reputatie versterken en het vertrouwen van consumenten winnen.
Werk aan de winkel
De aangekondigde Omnibuswet doet wellicht bij sommige ondernemers de hoop gloren dat het voorbij is met die 'duurzame gekkigheid'. De realiteit is toch anders. Een ondernemer moet al begonnen zijn met het evalueren van het productassortiment en productieprocessen om te voldoen aan de ESPR-normen en de Dwangarbeidverordening. Het is raadzaam om daarbij in de traceerbaarheid en transparantie binnen de toeleveringsketen te gaan investeren en gebruik te maken van het Digitale Productpaspoort om producten helder te kunnen positioneren.
Daarnaast is het raadzaam dat de bedrijfsstrategie duurzame openbare aanbestedingen ondersteunt, zodat geprofiteerd kan worden van overheidscontracten die aan de nieuwe duurzaamheidseisen voldoen. Met deze stappen voldoen bedrijven niet alleen aan deze regelgeving, maar kunnen zij hun concurrentievoordeel behouden of zelfs verbeteren.
Bron: ABN AMRO