Op 24 oktober 2024 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) een uitspraak gedaan over de auteursrechtelijke bescherming van design uit de Verenigde Staten, in het bijzonder in de context van de Nederlandse rechtszaak rond de Vitra eetkamerstoel, ontworpen door Charles en Ray Eames. De zaak ontstond toen Vitra, dat het auteursrecht op de stoel claimt, juridische stappen ondernam tegen Kwantum, dat een soortgelijke stoel op de markt bracht. Kwantum betwistte de bescherming, wijzend op het feit dat het Amerikaanse auteursrecht geen bescherming biedt voor design.
De Hoge Raad vroeg het HvJ EU om opheldering over de relatie tussen de Europese harmonisatie van het auteursrecht en de Berner Conventie. Deze laatste stelt dat landen die onder het verdrag vallen, auteursrechthebbenden uit andere landen dezelfde bescherming moeten bieden als hun eigen onderdanen, maar laat ruimte voor nationale uitzonderingen als het land van herkomst geen bescherming biedt. Het HvJ EU oordeelde echter dat de Europese richtlijn 2001/29 (Infosoc) geen lidstaten toestaat om de materiƫle-reciprociteitstoets toe te passen. Dit betekent dat Nederland geen Amerikaanse designwerken mag uitsluiten van bescherming op basis van het gebrek aan bescherming in de VS, zolang die ontwerpen voldoen aan de eisen van de Europese auteursrechtelijke richtlijnen.
Het Hof benadrukte dat de Uniewetgever exclusieve bevoegdheid heeft om uitzonderingen op de auteursrechtelijke bescherming te maken, en dat dergelijke uitzonderingen niet door nationale wetgevers kunnen worden ingesteld. Hierdoor moeten lidstaten zich houden aan de bescherming die de EU biedt, ongeacht de oorsprong van het werk of de nationaliteit van de auteur.
Bron: Boek9